Voor veel bedrijven en organisaties is de term Duurzame Inzetbaarheid vooral een beleidsbegrip. Het leeft meer bij (semi-) overheidsinstellingen en minder bij het MKB. Er is echter een business case voor alle organisaties om zich meer te verdiepen in en actief bezig te gaan met Duurzame Inzetbaarheid. Werken aan Duurzame Inzetbaarheid levert vitale en bevlogen medewerkers op die van toegevoegde waarde zijn voor de organisatie nu en in de toekomst.
Waarom is dat belangrijk?:
- in 2020 zal bijna 37 procent van de potentiele beroepsbevolking 50 jaar of ouder zijn;
- van deze mensen wordt een steeds grotere arbeidsprestatie verwacht door snelle technologische ontwikkelingen, krapte op de arbeidsmarkt en doordat zij langer moeten doorwerken;
- de invloed van ‘welvaartsziekten’ door roken, drank, overgewicht en te weinig beweging is met name bij deze groep aanwezig. Er is een relatie tussen gezondheid en productiviteit. Werkgevers zijn dan ook gebaat bij vitale werknemers.
Ondernemers investeren meestal niet in Duurzame Inzetbaarheid zolang de baten niet inzichtelijk zijn. Door te investeren in Duurzame Inzetbaarheid betalen bedrijven minder aan transitie-kosten, is er een lager ziekteverzuim en behoud van kennis in de organisatie. Vitale en bevlogen medewerkers zijn niet alleen gemotiveerder, flexibeler en effectiever, er is daarnaast minder ongewenste uitstroom van personeel.
Investeren in Duurzame Inzetbaarheid loont dus. Niet alleen vanuit bedrijfskundig oogpunt maar juist ook vanuit sociaal oogpunt: want welke organisatie wil nu niet bekend staan als een goede werkgever waar mensen vakbekwaam zijn en met plezier werken? Waar op een stimulerende wijze leiding wordt gegeven aan medewerkers die het beste uit zichzelf (blijven) halen?
Duurzame inzetbaarheid is een zaak van werkgever én werknemer. Ook ik werk aan mijn eigen duurzame inzetbaarheid middels kennisontwikkeling en aandacht voor vitaliteit. Hoe ik mij verder met dit thema ga bezighouden leest u binnenkort.